Horizontaal |
2. | De kleinste prikkeldrempel die een impuls veroorzaakt |
3. | Uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt |
4. | Zintuigcellen |
5. | Geleiden impulsen voort binnen het centrale zenuwstelsel |
6. | Bestandsdeel van een spierfibril |
7. | Het aantal impulsen dat per tijdseenheid door een zenuwcel wordt voortgeleid |
9. | Een elektrisch signaaltje |
10. | Bevat alleen uitlopers van sensorische zenuwcellen |
12. | Hechten spieren vast aan botten |
13. | Spieren met een tegenovergestelde werking |
15. | In de grote hersenen liggen hierin de cellichamen van schakelcellen |
17. | Spieren of klieren |
18. | Een bundel filamenten |
19. | Zenuwcellen |
20. | Het ........................ zenuwstelsel regelt vooral de werking van inwendige organen |
21. | Hormoon door bijniermerg gemaakt |
23. | Hormoon door schildklier gemaakt |
25. | De ......... hersenen coordineren bewegingen |
26. | Zorgt voor omzetting van glycogeen in glucose |